Gedenk
te sterven Blog
Pasen 2014
Tijdens het museumweekend bezocht ik, samen met onze kinderen,
museumboerderij Lebbenbrugge in Borculo. Het meest in het oog springend in de
mooie kamer van het dwarshuis (dat anderhalve eeuw later in middeleeuwse stijl aan
het uit 1400 stammende ‘lös hoes’ was aangebouwd) was het kabinet. Het kabinet
of ‘kammenet’ een kast noemen is vloeken in de kerk, want het meubelstuk had
een soort van heiligenstatus. Het werd door grote boeren of rijke burgers als
bruidsschat aan hun dochter cadeau gedaan. De bovenkant werd gesierd door mooie
vazen en diep in het heiligdom verborgen zaten geheime vakjes, waarin geld en
waardevolle papieren zorgvuldig werden opgeborgen. In de laden trof je het daagse
goed aan, maar soms deed zo’n la ook dienst als wieg. De inhoud van ‘de
pronkkaste’: het linnengoed, waarvoor de aanstaande bruid zich vele avonden
werk getroost had, mocht gezien worden. Het lag kunstig opgerold in de kast,
bijeengebonden door een rood lintje. Maar als je goed keek zag je dat om één
stuk linnen een zwart lintje zat. En dat was ’t verhennekleed, oftewel het
doodskleed. Ook dat hoorde bij de uitzet van de jonge vrouw. In de middeleeuwen
werd het 'memento mori' dan
ook gehuldigd: ‘gedenk te sterven!’
Voor ons in deze tijd een bijna ondraaglijk zware gedachte. Wij zijn
meer van Carpe diem: genieten,
genieten en nog eens genieten. Deze week las ik het pas verschenen boekje van
hoogleraar Ethiek Frits de Lange genaamd: Licht
en zwaar – voor zwevers en andere spirituelen -. Hij constateert dat wij in
onze tijd ‘licht leven’, wat betekent dat we ons hebben ontworsteld aan tradities,
de dwang van geloofsgemeenschappen en het alziend oog van God. We zijn flexibel
en vloeibaar en stellen onze eigen identiteit en zingevingspakket samen, ieder
moment opnieuw. Onze verbindingen zijn vluchtig, onze leefwereld speelt zich
voor een groot deel af in een virtuele wereld. De band tussen onszelf en de
realiteit wordt steeds losser. De Lange vraagt zich af of ‘lichter leven’ de oplossing of juist deel van het probleem is.
Vroeger was Godsdienst het middel om mensen te laten aarden en
wortelen. Godsdienst zorgde voor een initiatie, een inwijding in de zwaarte van
het bestaan. De moderne spiritualiteit doet het tegenovergestelde. Ze wil mensen
juist verlossen uit de zwaarte. Onder andere door positief te denken, stelt ze, kunnen wij gelukkig zijn. De Lange zoekt bij mystica Simone Weil
naar antwoorden. Zij stelt dat wij mensen verwant zijn aan planten. Wij zijn
niet vloeibaar en vluchtig, maar moeten juist geworteld zijn.
Anselm Grün sluit zich hierbij aan en spreekt over ‘de spiritualiteit van beneden’. Zij heeft
geen streven in zich, zelfs niet naar geluk. Zij begint met de voeten op de
grond, bij de werkelijkheid van het hier en nu. Iemand die ‘de spiritualiteit van beneden’ in
praktijk brengt loopt niet weg voor zijn duistere kanten, zijn wonden, zijn
emoties, maar wil zich er juist mee verzoenen. Ook als dat betekent dat hij of
zij nog verder moet afdalen in de ellende. De Stille Zaterdag voor Pasen bepaalt ons erbij, dat ook Jezus afdaalde
ter helle. Maar vanaf dat allerdiepste dieptepunt, in uiterste Godverlatenheid,
daar neemt God hem bij de hand en stijgt met hem op.
Priester André Louf heeft eenzelfde ervaring: ‘Daar
waar ik zelf niets meer kan, waar alles mij uit handen wordt genomen, waar ik
enkel nog mijn eigen mislukken kan vaststellen, precies daar is ook de plaats
waar er voor mij niets anders opzit dan mijzelf los te laten, mij over te geven
aan God, de handen te openen en de lege handen naar God uit te strekken. De
godservaring is nooit een beloning op onze eigen inspanning, maar een antwoord
op onze machteloosheid’
Ik denk nog eens terug aan dat zwarte bandje tussen het
linnengoed in ’t kabinet: ‘Gedenk te
sterven’. Op een terugkeer van de ‘dark ages’ zit ik persoonlijk niet te
wachten, maar de lichtheid van het moderne leven geeft ook geen bevredigende
antwoorden. Mensen voelen dat, denk ik, intuïtief aan. Waarom anders zijn de
passieconcerten en is The Passion al
jarenlang zo’n doorslaand succes? Het lijden verdient een respectabele plek in
onze samenleving, omdat ze er nu eenmaal is. Laten we niet net doen alsof ze
niet bestaat! Gedenk te sterven? ‘Ja!’,
maar daarmee bedoel ik het lijden en sterven dat we in ons gewone, dagelijkse
leven in het hier en nu ervaren. Daarvoor wil ik best op de knieën gaan.
Mien graf
Ik gao deur de kniene
en legge witte lelies
bi’j mien graf.
Want völle van wa-k
in ’t laeven gaf
-of niet gaf-
van wa-k wazze
-of wa-k had motten
waen-
van wa-k ezegd heb
-of waoraover ik heb
ezwegen-
is now niet meer
’t miene.
En ak dat
‘niet-miene’
niet begraeve
dan vuul ik mi’j
onvri’j.
Dan blief ik
In ewikkeld
in een laeven
dat niet langer
heurt bi’j mi’j.
Mien olde windsels
he-k now af elegd
’t Is tied veur mi’j te
gaon.
„‘t Is goed zo,“
wördt d’r nog ‘ezegd
“aover een tiedjen
zu-j hier wel weer
staon”.
Nog ene kere kiek ik
achterumme.
‘k Stao op en maak
mien rugge recht.
’t Ont-wikkelingswark
geet nog wel deur
in wat ’t laeven mi’j
bedech.
Netty
Hengeveld, theoloog en ritueel begeleider
met aandacht voor de Saksische streektaal en spiritualiteit
Zie ook www.lievetied.nl