zaterdag 1 november 2014

Laeven met een löge plaatse...

Leven met een lege plaats leidt er vaak toe dat mensen een soort van dubbelleven leiden: een leven in de buitenwereld, waarin men dóór gaat, doet wat van hen wordt verwacht en daarnaast - diep van binnen - een roerig gevoelsleven, dat alleen de ruimte krijgt in de beslotenheid van de eigen omgeving.

De novembermaand is de maand van gedenken. Morgen, 2 november wordt daarmee een start gemaakt in de katholieke kerk, waar Allerzielen wordt gevierd.  Veel protestantse kerken houden een gedachtenisviering op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, de zondag vóór de eerste Advent. Ook zijn er steeds meer seculiere initiatieven te bespeuren, waarbij onze dierbare overleden kunnen worden herdacht, zoals de lichtjesavonden op de plaatselijke begraafplaatsen en de memorials bij de crematoria. Op internet kunnen er - digitaal - kaarsjes worden ontstoken en op tv zijn er herdenkingsbijeenkomsten.




Overledenen worden al sinds mensenheugenis herdacht. In het begin van de jaartelling geloofde men dat de ziel niet direct na het overlijden haar bestemming bereikte. Sommigen gingen er van uit dat het dolen een week duurde, anderen hadden het over dertig dagen of een jaar. Men geloofde in onze Germaanse streken dat de ziel na een tweede plechtigheid pas zou vertrekken naar het hiernamaals, naar het Engelland. De mensen die achterbleven hadden in de tussenliggende periode de taak om de doden rijkelijk van spijs en drank te voorzien. Op de zevende of dertigste dag werden 'maentstonden'-plechtigheden gehouden, een soort tweede begrafenis. Dit gebruik bleef na de invoering van het Christendom bestaan. Er werd op die dag een mis gelezen voor de overledene, maar er moest ook worden geofferd, waarbij eveneens door de genodigden flink werd gegeten en gedronken. Dat gebruik maakte dat Hincmar, de aartsbisschop van Reims, een decreet uitvaardigde waarin hij de priesters verbood om aan deze dolle feesten deel te nemen. Toch bleef het gebruik nog eeuwen in stand. 

In de 16e eeuw was men gewoon om acht maal per jaar een mis op te dragen voor de overledenen. Veel later zijn de maand- en jaarstonden op verzoek van de katholieke kerk vervangen  door één algemene gedenkdag: Allerzielen. Maar het heeft lang geduurd voor men aan dat verzoek wilde voldoen. De behoefte om te kunnen gedenken was immers groot en is dat nog altijd. Ruimte krijgen voor die lege plaats in je leven maakt dat het dubbelleven, dat je ongewild leeft, voor even wordt opgeheven. Want in het vieren en gedenken wordt de lege plek die je geliefde achterliet voor even een heilige plek. Een plek die wordt geëerd, die wordt toegezongen, die wordt gezien. Daarmee wordt jouw worsteling en jouw pijn (die zich vaak alleen in de beslotenheid van je leven uit) ook recht gedaan en komen verleden en toekomst bij elkaar.



Laeven met een löge plaatse



Laeven met een löge plaatse

is laeven

in een dubbellaeven:

is laeven met ’t laeven

én laeven met de dood.



Is lauw toelaeven naor

een onantrekkelijk later,

en laevensgroot verlangen

naor de geborgen

vergangenheid van welaer.



Is loyaal lachen met de luu

- de laebendigen –

en heel allene – met geslotten

luke – liepen en lieden

an hart- en liefzaer.


Laeven met een löge plaatse
is laeven

in een dubbellaeven:

is laeven met ’t laeven

én laeven met de dood.

Netty Hengeveld                                                                                           www.lievetied.nl 

De informatie in deze blog komt uit 
'De geschiedenis van de laatste eer in Nederland' door H.L. Kok
Een helen troost...

September 23, 2014

Troost. Je kunt er zo naar verlangen op momenten waarop het leven je zwaar valt: als een geliefde is overleden, als het gebrek aan gezondheid je beperkt in je dagelijkse doen en laten, als ziekte je onbarmhartig confronteert met je eindigheid, als je gevoel van basisveiligheid wordt aangetast, als je wordt buitengesloten of wanneer je je eenzaam voelt of terneergeslagen.

Job (uit het gelijknamige Bijbelboek) snakte ernaar, toen zijn bron van inkomsten, zijn kinderen en zijn gezondheid hem waren ontnomen. Zijn vrienden bleven zeven dagen en nachten in stilte bij hem, maar toen zij begonnen te spreken bleken hun woorden allesbehalve troostrijk. Wanhopig roept Job uit: "Luister toch eindelijk eens naar mij, gun me tenminste de troost". Ook de schrijver van psalm 69 verlangt zo naar troost: "Smaad heeft mijn hart gebroken, ik ben radeloos, ik hoopte op mededogen - vergeefs; op troost - die ik niet vond."

Een onbeantwoord verlangen naar troost, of een antwoord dat - goedbedoeld - jou als  troostvrager alsnog geen recht doet, kan radeloos maken. Want als een ander jouw pijn uit de weg gaat, bijvoorbeeld door vooral met redenen of oplossingen te komen, de positieve kant van jouw situatie wil benadrukken, of wanneer de ander jouw verdriet aangrijpt om de aandacht op zichzelf te richten, dan blijft je pijn ongezien. Dan zijn zijn of haar woorden van troost vooral een hele schrale troost.

Maar aan de andere kant kun je de vraag stellen: is het wel mogelijk om een ander te troosten? Troost is immers geen pakketje dat één op één kan worden uitgewissseld. Je kunt niet zeggen: "Nu moet het beter met je gaan, want ik heb je troost gegeven".

En toch kan het contact met een ander troostend voor je zijn. Dat kan bij mensen die zichzelf even tussen haakjes kunnen zetten en jou met hun warme aandacht een deken geven, waarin je je kan hullen. Dat kan als mensen bereid zijn jou werkelijk te zien en te horen. Dat kan wanneer ze de donkergekraste bladzijde in jouw levensboek niet gelijk willen uitgummen, maar er in alle rust, samen met jou, naar willen kijken.

Een troostrijk Bijbels beeld is dat al je tranen worden gezien. Psalm 56:9 zegt het zo mooi: "Doe mijn tranen in uw kruik". Volgens de Joodse traditie bewaart God alle tranen. In de nieuwe tijd zullen ze worden getransformeerd tot frisse dauw, die leven geeft.

Troost is iets ongrijpbaars. Je kunt het een ander niet geven vanuit jouw wil en dat kan een  machteloos gevoel geven.  Maar er is tegelijkertijd ook veel dat je wel kunt doen: je kunt je hart openstellen en hopen dat het wonder van de troost vanuit de overzij haar werk doet.

De titel van mijn nieuwe gedichtenboek in de streektaal: 'Een helen troost...' mag in dat licht worden gezien. Het is vooral een verlangen om - met de woorden van Etty Hillesum - "een pleister op vele wonden te willen zijn". Het is de hoop om een klein schakeltje te kunnen zijn in dat ongrijpbare, wonderlijke gebeuren dat 'troost' heet.

Netty Hengeveld


zaterdag 12 april 2014





Gedenk te sterven                                                                                                                                   Blog Pasen 2014

Tijdens het museumweekend bezocht ik, samen met onze kinderen, museumboerderij Lebbenbrugge in Borculo. Het meest in het oog springend in de mooie kamer van het dwarshuis (dat anderhalve eeuw later in middeleeuwse stijl aan het uit 1400 stammende ‘lös hoes’ was aangebouwd) was het kabinet. Het kabinet of ‘kammenet’ een kast noemen is vloeken in de kerk, want het meubelstuk had een soort van heiligenstatus. Het werd door grote boeren of rijke burgers als bruidsschat aan hun dochter cadeau gedaan. De bovenkant werd gesierd door mooie vazen en diep in het heiligdom verborgen zaten geheime vakjes, waarin geld en waardevolle papieren zorgvuldig werden opgeborgen. In de laden trof je het daagse goed aan, maar soms deed zo’n la ook dienst als wieg. De inhoud van ‘de pronkkaste’: het linnengoed, waarvoor de aanstaande bruid zich vele avonden werk getroost had, mocht gezien worden. Het lag kunstig opgerold in de kast, bijeengebonden door een rood lintje. Maar als je goed keek zag je dat om één stuk linnen een zwart lintje zat. En dat was ’t verhennekleed, oftewel het doodskleed. Ook dat hoorde bij de uitzet van de jonge vrouw. In de middeleeuwen werd het 'memento mori' dan ook gehuldigd: ‘gedenk te sterven!

Voor ons in deze tijd een bijna ondraaglijk zware gedachte. Wij zijn meer van Carpe diem: genieten, genieten en nog eens genieten. Deze week las ik het pas verschenen boekje van hoogleraar Ethiek Frits de Lange genaamd: Licht en zwaar – voor zwevers en andere spirituelen -. Hij constateert dat wij in onze tijd ‘licht leven’, wat betekent dat we ons hebben ontworsteld aan tradities, de dwang van geloofsgemeenschappen en het alziend oog van God. We zijn flexibel en vloeibaar en stellen onze eigen identiteit en zingevingspakket samen, ieder moment opnieuw. Onze verbindingen zijn vluchtig, onze leefwereld speelt zich voor een groot deel af in een virtuele wereld. De band tussen onszelf en de realiteit wordt steeds losser. De Lange vraagt zich af of ‘lichter leven’ de oplossing of juist deel van het probleem is.

Vroeger was Godsdienst het middel om mensen te laten aarden en wortelen. Godsdienst zorgde voor een initiatie, een inwijding in de zwaarte van het bestaan. De moderne spiritualiteit doet het tegenovergestelde. Ze wil mensen juist verlossen uit de zwaarte. Onder andere door positief te denken, stelt ze, kunnen wij gelukkig zijn. De Lange zoekt bij mystica Simone Weil naar antwoorden. Zij stelt dat wij mensen verwant zijn aan planten. Wij zijn niet vloeibaar en vluchtig, maar moeten juist geworteld zijn.

Anselm Grün sluit zich hierbij aan en spreekt over ‘de spiritualiteit van beneden’. Zij heeft geen streven in zich, zelfs niet naar geluk. Zij begint met de voeten op de grond, bij de werkelijkheid van het hier en nu. Iemand die ‘de spiritualiteit van beneden’ in praktijk brengt loopt niet weg voor zijn duistere kanten, zijn wonden, zijn emoties, maar wil zich er juist mee verzoenen. Ook als dat betekent dat hij of zij nog verder moet afdalen in de ellende. De Stille Zaterdag voor Pasen bepaalt ons erbij, dat ook Jezus afdaalde ter helle. Maar vanaf dat allerdiepste dieptepunt, in uiterste Godverlatenheid, daar neemt God hem bij de hand en stijgt met hem op.

Priester André Louf heeft eenzelfde ervaring:  Daar waar ik zelf niets meer kan, waar alles mij uit handen wordt genomen, waar ik enkel nog mijn eigen mislukken kan vaststellen, precies daar is ook de plaats waar er voor mij niets anders opzit dan mijzelf los te laten, mij over te geven aan God, de handen te openen en de lege handen naar God uit te strekken. De godservaring is nooit een beloning op onze eigen inspanning, maar een antwoord op onze machteloosheid’

Ik denk nog eens terug aan dat zwarte bandje tussen het linnengoed in ’t kabinet: ‘Gedenk te sterven’. Op een terugkeer van de ‘dark ages’ zit ik persoonlijk niet te wachten, maar de lichtheid van het moderne leven geeft ook geen bevredigende antwoorden. Mensen voelen dat, denk ik, intuïtief aan. Waarom anders zijn de passieconcerten en is The Passion al jarenlang zo’n doorslaand succes? Het lijden verdient een respectabele plek in onze samenleving, omdat ze er nu eenmaal is. Laten we niet net doen alsof ze niet bestaat! Gedenk te sterven? ‘Ja!’, maar daarmee bedoel ik het lijden en sterven dat we in ons gewone, dagelijkse leven in het hier en nu ervaren. Daarvoor wil ik best op de knieën gaan.

Mien graf

Ik gao deur de kniene
en legge witte lelies
bi’j mien graf.
Want völle van wa-k
in ’t laeven gaf
-of niet gaf-
van wa-k wazze
-of wa-k had motten waen-
van wa-k ezegd heb
-of waoraover ik heb ezwegen-
is now niet meer
’t miene.

En ak dat
‘niet-miene’
niet begraeve
dan vuul ik mi’j
onvri’j.

Dan blief ik
In ewikkeld
in een laeven
dat niet langer
heurt bi’j mi’j.

Mien olde windsels
he-k now af elegd
’t Is tied veur mi’j te gaon.
„‘t Is goed zo,“
wördt d’r nog ‘ezegd
“aover een tiedjen
zu-j hier wel weer staon”.

Nog ene kere kiek ik achterumme.
‘k Stao op en maak mien rugge recht.
’t Ont-wikkelingswark geet nog wel deur
in wat ’t laeven mi’j bedech.                                                                                 

Netty Hengeveld, theoloog en ritueel begeleider
met aandacht voor de Saksische streektaal en spiritualiteit
Zie ook www.lievetied.nl